Een pensioenbonus tot 22.645 euro voor wie niet vervroegd met pensioen gaat. Met dat voorstel hoopt minister van Pensioenen Karine Lalieux (PS) de pensioendiscussie binnen Vivaldi open te breken. Maar de tegenstand is groot. Lukt het dit keer wel? Dat is de grote vraag nu minister van Pensioenen Karine Lalieux (PS) voor de zoveelste keer een nieuw voorstel op tafel legt om de pensioenen te hervormen. In juli 2022 klopte de regering-De Croo al een pensioenhervorming af, met de beperking van de toegang tot het minimumpensioen en de herlancering van de pensioenbonus. Maar in plaats van de pensioenen betaalbaar te houden, bleek die hervorming de vergrijzingsfactuur juist te verhogen. De Europese Commissie kon daar niet mee lachen. Sindsdien houdt ze miljoenen euro’s aan beloofde relancesteun achter de hand. Lalieux komt nu met een nieuw voorstel in Le Soir en Sudinfo . Speerpunt is een herwerkte versie van de pensioenbonus. In plaats van het pensioen met 2 à 3 euro per extra gewerkte dag te verhogen, pleit ze nu voor een eenmalige bonus van 7.550 euro netto per extra gewerkt jaar. Wie de maximale drie jaar blijft doorwerken, kan zo een bonus van 22.645 euro opbouwen. Dat moet de Belg langer aan het werk houden. “Het voordeel van zo’n eenmalig bedrag is dat mensen exact zullen weten wat ze krijgen als ze ervoor kiezen om langer te werken”, klinkt het op haar kabinet. De PS-minister liet zich inspireren door een gelijkaardig systeem in Spanje, dat onlangs groen licht kreeg van de Europese Commissie. Het moet dus volstaan om Europa te overtuigen, denkt ze. De krachtlijnen van Lalieux’ oorspronkelijke voorstel blijven behouden. Zo wil ze dat iedereen na een carrière van 42 jaar vervroegd op pensioen kan gaan, ongeacht de leeftijd. Wie op zijn 18de al startte, kan dan vanaf 60 afzwaaien. Ook wil ze de toegang tot het minimumpensioen versoepelen. Normaal moet je 30 jaar hebben gewerkt, maar hiervoor zouden periodes van zwangerschaps-, ouderschaps- en mantelzorgverlof worden meegeteld. De pensioenminister houdt ook vast aan haar voorstel om een hogere belasting te heffen op het aanvullend pensioen: de zogenaamde tweede pijler. Daarbij mikt ze enkel op de hoogste 4 procent van de pensioenkapitalen. Wie alle effecten van de voorstellen optelt, zal volgens de PS-minister merken dat vooral vrouwen, laaggeschoolden en mensen met lage pensioenen er baat bij hebben. Ook de staatskas zou er wel bij varen. Toch blijft professor openbare financiën Herman Matthijs (UGent/VUB) op zijn honger zitten. “Lalieux kaart terecht een aantal problemen aan, zoals de nadelen die vrouwen ondervinden. Maar de vergrijzing vereist een structurelere oplossing. We moeten van ons repartitiestelsel, waarbij de huidige werkenden de huidige gepensioneerden financieren, naar een systeem zoals in Nederland, waarbij iedere generatie voor zijn eigen pensioen spaart.” Ook Bart Chiau, professor economie aan de UGent en expert bij verzekeraar NN, heeft zijn twijfels. “Opnieuw doet de minister een aantal losse voorstellen, maar de structurele maatregelen om onze pensioenen betaalbaar te houden ontbreken. Spanje is ook niet bepaald een voorbeeldland als het over pensioenen gaat, met een gemiddelde uitstapleeftijd van 60 jaar.” Met haar sortie hoopt Lalieux het pensioendebat in de regering-De Croo open te breken. Ze is het naar eigen zeggen beu dat de liberalen op de rem staan en dat premier Alexander De Croo (Open Vld) de discussie blijft uitstellen. In liberale kringen valt echter te horen dat de voorstellen van de PS-minister onvoldragen zijn. Eind volgende week staat een federaal conclaaf gepland over de fiscale hervorming. De kans bestaat dat de voorstellen van Lalieux in de slipstream van die discussie worden besproken. Om u deze content te kunnen laten zien, hebben wij uw toestemming nodig om cookies te plaatsen. Open uw cookie-instellingen om te kiezen welke cookies u wilt accepteren. Voor een optimale gebruikservaring van onze site selecteert u “Accepteer alles”. U kunt ook alleen de sociale content aanzetten: vink hiervoor “Cookies accepteren van sociale media” aan.